Geschiedenis
Arabische wereld
De Aloë vera-plant komt oorspronkelijk uit Afrika, met name het Arabische schiereiland. De generieke naam Aloë komt van de Arabische term alloeh, wat heldere en bittere substantie betekent. Het wordt ook aloë vera genoemd; Deze en andere varianten zijn te wijten aan de vervorming van het Arabische woord Çabila, wat doornige plant betekent.
Zij waren de eersten die de plant op de markt brachten. Ze haalden het vruchtvlees eruit met behulp van houten persen of door zelf op de bladeren te trappen, op een vergelijkbare manier als bij het verkrijgen van wijn.
Daarna lieten ze het drogen in de zon en werd de gel vermalen tot poeder, waardoor het makkelijker op de markt te brengen was. Hierdoor werd Aloë Vera in de 6e eeuw voor Christus al geëxporteerd naar Perzië en India.
Egypte
Omdat het cosmetische eigenschappen bevat, gebruikten Cleopatra en Nefertiti het sap van de plant voor hun dagelijkse schoonheidsrituelen. Het werd ook door priesters gebruikt bij het balsemen van de farao’s, bij Egyptische begrafenisrituelen. Onder de oude Egyptenaren stond het bekend als de plant van onsterfelijkheid.
In de Ebers-papyrus, of ‘Boek der Remedies’, een Egyptische verhandeling over geneeskunde uit de 15e eeuw voor Christus, bewaard in Leipzig, worden meer dan een dozijn remedies gemaakt met aloë vera gedetailleerd beschreven.
Griekenland
Hippocrates vertelt over de geneeskrachtige eigenschappen ervan.
Volgens de legende gebruikte Alexander de Grote, gewond door een pijl tijdens het beleg van Gaza, een mengsel met Aloë Vera om zijn wond te genezen. Omdat hij gefascineerd was door de genezende krachten van de plant, besloot hij Socotra te veroveren, een eiland waar de oogst van Aloë vera overvloedig aanwezig was.
Rome
De Romeinen ontdekten de plant tijdens de Punische oorlogen en waren gefascineerd door de genezende kracht ervan op de littekens van krijgers.
Tijdens het mandaat van keizer Nero vertelde zijn arts Dioscorides in zijn verhandeling De Materia Medica over het historische gebruik van zo’n 600 geneeskrachtige planten, waaronder een van zijn favorieten, Aloë Vera. Hij beschouwde de plant als ideaal voor de behandeling van ziekten en kwalen, bekend om zijn anticoagulerende kracht van bloed uit wonden en om zijn genezende eigenschappen.
Verre Oosten
De Chinezen waren de eersten die de plant voor medicinale doeleinden gebruikten. In Japan smeerden samoerai de gel van de plant op zichzelf om kwade geesten af te weren en onsterfelijkheid te bereiken.
Spanje
Tijdens de 16e eeuw verzamelden Spaanse jezuïetenmonniken wilde aloë vera en verspreidden deze naar gebieden waar deze nog niet werd verbouwd. De Maya-indianen noemden het sap van deze woestijnplant de ‘Fontein van de Jeugd’ en gebruikten het ook als insectenwerend middel op hout en andere materialen die kwetsbaar zijn voor insectenschade.
Het werd door Christoffel Columbus op het Amerikaanse continent geïntroduceerd ten tijde van de ontdekking van Amerika, omdat hij het als medicijn voor zijn bemanning gebruikte. In die jaren had Spanje al aanzienlijke plantages van deze groente, waarschijnlijk achtergelaten als erfenis van de islamitische invasie.
Plant
Aloë vera (Aloe barbadensis Miller) behoort tot dezelfde familie als knoflook, ui en asperges, waarvan bekend is dat ze geneeskrachtige eigenschappen hebben.
Het heeft langwerpige, vlezige bladeren die rijk zijn aan water, bereikt een hoogte van 50 tot 70 cm met stengels van 30 tot 40 cm lang, met getande randen, en de bloemen zijn geel. Het past zich aan aan het leven in gebieden met weinig waterbeschikbaarheid en heeft een grote opslagcapaciteit.
Van de ongeveer 300 soorten Aloë zijn er vier soorten die de grootste geneeskrachtige eigenschappen hebben: Aloe barbadensis Miller, Aloe perryi Baker, Aloe ferox en Aloe arborescens. Aloë barbadensis Miller wordt het meest gebruikt in de geneeskunde en cosmetica.